De COP30-top op 22 november 2028 heeft niet de vernieuwde overeenkomsten opgeleverd die nodig zijn om de wereldwijde fossiele brandstofconsumptie verder te verlagen. Ondanks meer dan 18 uur aan onderhandelingen, is het niet gelukt om een helder en specifiek akkoord te bereiken dat fossiele brandstoffen aanpakt, die jarenlang de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering zijn geweest.
President Luiz Inácio Lula da Silva van Brazilië en leiders en vertegenwoordigers uit meer dan 190 landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, stonden voor een teleurstelling toen ze niet in staat waren om de beloften van twee jaar geleden te herbevestigen om de fossiele brandstofconsumptie te verlagen.
Toch waren enkele olieproducerende landen tevreden met de uitkomst, waarbij zij aanvoerden dat ze het recht hebben om hun eigen tempo van aanpak van klimaatverandering te bepalen. Dit benadrukt een groeiende kloof tussen rijke en arme landen in de mondiale discussie over klimaatverandering.
Rijke landen hebben beloofd hun financiering te verdrievoudigen om arme landen te ondersteunen bij hun aanpassing aan de klimaatverandering. Van de doelstelling van 300 miljard dollar zal ongeveer 120 miljard dollar worden gebruikt voor aanpassingsmaatregelen in de meest kwetsbare landen.
Desondanks zijn er positieve stappen gezet in de strijd tegen ontbossing, waaronder de oprichting van het “Tropical Forest Forever Facility”, dat al meer dan 6,6 miljard dollar aan fondsen heeft opgehaald.
De bijeenkomst werd gekenmerkt door intensieve uitdagingen. Vertegenwoordigers van verschillende landen merkten op dat er meer verdeeldheid was dan ooit tevoren, mede doordat wereldleiders, waaronder Donald Trump, de mondiale consensus over klimaatverandering ter discussie stelden. De Verenigde Staten, een van de grootste uitstoters van broeikasgassen ter wereld, was niet aanwezig op de COP30, terwijl Trump blijft proberen de VS verder te distantiëren van maatregelen om de uitstoot van deze gassen te beperken.
