Na de klimaattop in Brazilië heerst er een gevoel van teleurstelling: het uitfaseren van fossiele energie blijft voorlopig een taboe. Het gastland Brazilië had hoge verwachtingen dat er, ook zonder de Verenigde Staten, concrete stappen genomen zouden worden om klimaatverandering tegen te gaan. Helaas bleek de uitkomst van de klimaattop in Belém teleurstellend.
De grote kloof tussen de klimaatdoelen die landen zichzelf stellen en de noodzakelijke stappen om maximaal 1,5 graden opwarming te bereiken is onverminderd groot. In de slotverklaring werd geen enkel plan gepresenteerd om fossiele brandstoffen te stoppen, terwijl dit essentieel is om die kloof te dichten.
Toch zijn er op andere terreinen enkele positieve ontwikkelingen te melden. Tijdens de twee weken durende besprekingen zijn er stappen gezet op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering. Bovendien is de slotverklaring explicieter dan ooit over de bescherming van mensenrechten en rechten voor kwetsbare groepen, hoewel hier nog steeds geen financiële verplichtingen aan verbonden zijn.
De teleurstelling was groot bij verschillende partijen, waaronder de EU, die zich lang heeft ingezet voor een plan om fossiele energie af te bouwen. Voor eilandstaten, die kwamen met de boodschap dat de grens van 1,5 graden een kwestie is van leven of dood, was de uitkomst eveneens ontmoedigend. Ook Brazilië had voorafgaand aan de top hoge verwachtingen uitgesproken, maar deze zijn niet waargemaakt.
Al vóór de top was het duidelijk dat de bestaande emissiedoelen van landen onvoldoende zijn om de temperatuurstijging onder de 1,5 graden te houden. De ‘Belém Mission to 1,5’ werd gelanceerd om ambitie en implementatie van nationale doelstellingen te bevorderen, maar concrete maatregelen om de kloof te overbruggen ontbreken nog steeds.
Het onderwerp fossiele brandstoffen bleek een groot twistpunt tijdens de gesprekken. Tachtig landen, waaronder Nederland, deden voorstellen voor een routekaart om fossiele brandstoffen uit te faseren. Hoewel er aanvankelijk enige vooruitgang leek, werd in latere concepten iedere vermelding van fossiele brandstoffen geschrapt. Dit benadrukt de moeilijkheid om een gezamenlijk standpunt te bereiken, vooral door de invloed van olieproducerende landen.
Ondanks de inzet van de EU, die bedoelde leiderschap te tonen in een coalitie van ambitieuze landen, bleek de weerstand te groot te zijn. Dit illustreert de verschuiving van geopolitieke verhoudingen en de isolatie van Europa op het wereldtoneel.
Het akkoord bracht echter ook positieve veranderingen met zich mee, vooral met betrekking tot adaptatie. De overeenkomst omvat een significante verhoging van het budget voor de ondersteuning van armere landen, tot 120 miljard dollar per jaar vanaf 2035. Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat rijke landen meer zullen bijdragen aan klimaatprojecten in ontwikkelingslanden.
Nog steeds blijven de wensen van Brazilië en andere ontwikkelingslanden onvervuld. Het ontbreken van een duidelijk stappenplan voor rijke landen om hun klimaatfinanciering op te schalen, evenals het gebrek aan verantwoordelijkheid, dragen bij aan de frustratie onder kwetsbare landen.
Ten slotte blijft de afwezigheid van de Verenigde Staten een opvallend aspect. Hun input had misschien invloed kunnen hebben op belangrijke punten, zoals de discussie rond fossiele brandstoffen. De hoop op een ‘collectieve inzet’, aangeduid met het woord ‘mutirão’, lijkt geoptimaliseerd te zijn, vooral gezien het gebrek aan overeenstemming over de meest urgente klimaatproblemen.







