Vissoorten die in de diepzee leven, vertonen een verrassend grote verscheidenheid aan lichaamsvormen die op verschillende manieren en in verschillende snelheden zijn geëvolueerd, afhankelijk van waar de vissen zich in de oceaan bevinden. Dit blijkt uit recent onderzoek.
In totaal toonde de analyse van bijna 3.000 soorten een grotere diversiteit in lichaamsvormen onder pelagische vissen, die in open water zwemmen, dan onder de benthische soorten die hun leven op de oceaanbodem doorbrengen. Pelagische vissen variëren van de ronde hengelvis tot slanke paling, terwijl benthische vissen over het algemeen een gemeenschappelijke langwerpige, taps toelopende vorm delen.
Volgens de hoofdauteur van de studie, Elizabeth Santos, assistent-professor in evolutie, ecologie en organismale biologie aan The Ohio State University, blijkt dat evolutie vissen in verschillende richtingen duwt en trekt, afhankelijk van of ze benthisch of pelagisch zijn. “We beschouwen de diepzee vaak als iets homogeen, terwijl het in werkelijkheid behoorlijk divers is,” zei ze. “Er zijn zeer verschillende soorten omgevingen in de diepzee die elk hun eigen invloed op de evolutie hebben.”
Onderzoek naar diepzeevissen
Santos en haar collega’s analyseerden de vormkenmerken van straalvinnige vissen die zich 200 meter of dieper onder het oppervlak bevinden, het deel van de oceaan dat bijna 90% van zijn volume uitmaakt. Door gebruik te maken van eerder gepubliceerde datasets van visvormmetingen, evolutionaire relaties en habitats, omvatte de studie 2.882 diepzeesoorten.
De onderzoekers ontdekten dat toenemende diepte van de oceaan de diversificatie in lichaamsvorm bevorderde, en dat evolutie sneller plaatsvond op grotere dieptes dan in ondiepere wateren. De snellere evolutiesnelheid was vooral gebruikelijk bij bodemgasten, wat suggereert dat hun vergelijkbare lichaamsvormen het resultaat zijn van nauwer verwante soorten die zich ter plaatse hebben aangepast.
De Donkere Diepte en Vis Evolutie
De bevindingen werpen ook licht op hoe het leven in het duister de evolutie van zeeleven beïnvloedt. Slechts kleine hoeveelheden zonlicht kunnen tot een diepte van 200 meter doordringen, maar het is niet genoeg voor fotosynthese, waardoor de diepzee een grens vormt die invloed heeft op hoe vissen hun tijd doorbrengen met het jagen op voedsel. Dit is een belangrijke drijfveer van evolutionaire verandering.
Bijvoorbeeld, in vergelijking met een goed bekende pelagische vis uit ondiep water, zoals de tonijn, zou je in de diepere waterkolom niet veel grote, krachtige zwemmers zien. “In de diepzee zie je meer vissen die wachten tot het voedsel hen vindt”, legt Santos uit.
De afwezigheid van zonlicht en fotosynthese in de diepzee heeft ook invloed op de omgeving van de oceaanbodem. “In ondiep water ben je vaak in een omgeving zoals een koraalrif of een kelpwoud waar organismen fotosynthese ondergaan. Er zijn veel dingen om mee te interageren, en dat creëert een diversiteit aan lichaamsvormen omdat vissen zijn ontworpen om met verschillende dingen om te gaan,” zegt Santos.
De diepere bodem daarentegen is meestal saaier en modderiger, waardoor de vissen die daar leven minder variëteit in lichaamsvorm hebben.
De Toekomst van Onderzoek naar de Diepzee
Al met al biedt deze studie een zeldzame kijk op het leven in de grootste habitat van de aarde, en laat zien dat de verschillende lichaamsvormen van diepzeevissen producten zijn van meerdere evolutionaire paden, grotendeels bepaald door locatie. “De diepzee is de enige plaats waar mensen nog niet gedomineerd hebben op deze planeet, en er is nog zoveel te leren over de mysteries die daar zijn,” aldus Santos. “Deze studie brengt ons verder met de erkenning dat evolutie heel verschillend kan werken, afhankelijk van waar in de diepzee de vissen zich bevinden.”







