In 2022, toen we begonnen met het volgen van de opkomst van consumentgerichte AI, had ik niet verwacht dat alles zo snel zou gaan. Mijn intuïtie, gevormd door mijn werk in een creatief bedrijf waar tekst, beeld, code en video centraal staan, was dat we een van de grootste paradigmaverschuivingen sinds de overstap van papier naar web zouden meemaken. Terugkijkend, blijkt deze intuïtie juist te zijn: geen enkele persoon in de digitale sector die ik ken is in 2025 nog AI-vrij. Iedereen gebruikt dagelijks minstens één keer een generatieve AI, in verschillende situaties en met verschillende niveaus van professionaliteit.
Mijn tweede intuïtie was dat AI snel een alledaags hulpmiddel zou worden. Naarmate de tijd vorderde, zouden specifieke behoeften en producten ontstaan, vaak in een hybride samenwerking tussen mensen en AI. Eerder benadrukte ik in mijn nieuwsbrief dat het claimen dat een werk ‘garantievrij van AI’ was, misleidend was, omdat degene die deze bewering doet, geen controle heeft over de gehele productieketen – met andere woorden, de mensen die daadwerkelijk creëren. Ik ga zelfs een stap verder: de AI-tools die we nu het meest gebruiken, zijn ook de meest verfijnde.
Bijvoorbeeld, toen Midjourney op de markt kwam, gebruikten we het om illustraties te creëren voor artikelen die moeilijk te illustreren waren met foto’s. De stijl was vaak herkenbaar, soms zelfs kitscherig. We plaatsten een “Gegenereerd door AI” logo in de rechterbenedenhoek van elke creatie om transparant naar onze lezers te zijn. Tegenwoordig is het gebruik van deze gegenereerde afbeeldingen vrijwel verdwenen, niet omdat we van koers zijn veranderd, maar omdat de tools enorm zijn geëvolueerd. Canva, bijvoorbeeld, stelt ons nu in staat om elementen zoals afbeeldingen, vormen en achtergronden te genereren… we gebruiken AI in onze illustraties, maar in subtiele details. Kortom, we stonden voor de keuze tussen robotachtige creativiteit zonder techniek enerzijds, en menselijke creativiteit met beperkte techniek anderzijds.
Generatieve AI is tegenwoordig een constante benchmark. We bevinden ons in een fase waarin we echt met AI werken, die op de juiste plekken in onze tools is geïntegreerd. Dit geldt ook voor de Google-suite: waar we voorheen onze presentaties vulden met saaie stockafbeeldingen, is deze tijd van nutteloos zoeken nu vervangen door een prompt die direct in het Google-hulpmiddel is geïntegreerd, wat gebruik maakt van Nanobanana.
Gevolg hiervan is dat AI’s zich steeds verder specialiseren. Ik hanteer altijd een agnostische benadering van modellen en geloof dat het tegenwoordig moeilijk is om je op één specifieke AI te richten zonder spijt te hebben. Daarom ontwikkelen we intern verschillende benchmarks om de specifieke kenmerken van de diverse AI’s te testen. Perplexity blijft een must-have voor ons onderzoek, essentieel voor ons werk. Maar Gemini is uitstekend in onze interne tools voor grammaticacontrole. Claude overtreft de andere AI’s als het gaat om coderen. En als we een taak nodig hebben die geen regels volgt, maar toch verrassende resultaten oplevert, dan kijken we naar Grok.
Ik heb medelijden met bedrijven die contracten hebben getekend die hun medewerkers dwingen om slechts één model te gebruiken. Dit is vergelijkbaar met het verplichten van ontwikkelaars om Dreamweaver te gebruiken voor het coderen van een website, terwijl ze de beste tools van Adobe voor videobewerking moeten negeren.
Dus, zal er ooit een bedrijf zijn dat alles beter kan doen dan de anderen? Het ‘olifant in de kamer’ is OpenAI. De gebruiksvriendelijke benadering van ChatGPT stelt Sam Altman’s bedrijf in staat om het op vrijwel elk aspect goed te doen. Maar Google loert duidelijk op zijn beurt met de verschillende versies van Gemini – al blijven ze achter in termen van interface in vergelijking met ChatGPT.
Tot nu toe is het antwoord dus negatief. Laten we over een jaar weer kijken: de markt zal tegen die tijd zeker verder zijn ontwikkeld.







