Een recente studie onthult dat onderzoeksteams met een aanzienlijk aantal beginners, die geen eerdere publicaties hebben, beschikken over een opmerkelijke wetenschappelijke capaciteit om verandering teweeg te brengen. De bijdragen van deze beginners leiden tot een integratie van kennis.
In een exclusieve verklaring zegt Dr. Ryan Abd Al-Batin, de hoofonderzoeker van de studie en assistent-professor aan de Pellini School voor Kunstmatige Intelligentie, Cybersecurity en Computing aan de Universiteit van Zuid-Florida, dat teams met een hoog percentage beginners creatiever zijn.
Meten van Creativiteit
De studie analyseerde maar liefst 28 miljoen onderzoeksartikelen die tussen 1971 en 2020 zijn gepubliceerd, verdeeld over meer dan 140 wetenschappelijke gebieden. Hieruit bleek dat teams met een hoger percentage auteurs die voor het eerst publiceren, innovatievere en creatievere werken voortbrengen.
Creativiteit wordt gemeten aan de hand van hoezeer een onderzoeksartikel afwijkt van bestaande onderzoeksrichtingen, terwijl ‘innovatie’ (gemeten op basis van de mate van atypische samenstelling) de eigenaardigheid van het opnieuw samenvoegen van eerdere kennis weerspiegelt. In elke teamgrootte, discipline en periode stegen deze indicatoren in verhouding tot het percentage beginners, wat aantoont dat teams met veel beginners in staat zijn om de koers van de wetenschap te wijzigen.
Ryan merkt op: “Hoewel onze analyse niet direct de psychologische of organisatorische mechanismen achter deze effecten onthult, wijzen eerdere onderzoeken op verschillende redelijke verklaringen. Beginners zijn misschien openhartiger voor risico’s, minder gebonden aan gevestigde modellen, en bereid om verwaarloosde of minder aangehaalde ideeën te verkennen. Deze bevrijding van traditioneel denken kan leiden tot het creëren van nieuwe ideeën die de basis vormen voor creativiteit.” In grote groepen compenseert hun aanwezigheid zelfs de gebruikelijke afname van creativiteit die gepaard gaat met de groepsgrootte.
Uitbreiding van Wetenschappelijke Horizonten
Dr. Ryan voegt toe dat “de aanwezigheid van beginners bijdraagt aan het uitbreiden van de wetenschappelijke horizon door het verkennen van minder gebruikelijke denkpaden.” Hij vervolgt: “Onze analyse toont aan dat teams met veel beginners breder en minder traditioneel literatuurbronnen citeren, wat de wetenschap in staat stelt om los te komen van intellectuele beperkingen en nieuwe richtingen te ontdekken. Hun meer innovatieve artikelen ontvangen hoge citatiepercentages, wat aangeeft dat de gemeenschap hun langdurige impact erkent en beloont.”
Hij legt uit: “Met de rijping van de wetenschappelijke beroepsbevolking kan de voortdurende integratie van nieuwe onderzoekers bijdragen aan de dynamiek en diversiteit van ideeën die ontdekkingen stimuleren.”
Wetenschappelijk Onderzoek
Ryan stelt dat dit onderzoek een uitbreiding is van eerder onderzoek dat zich richtte op ‘science of science’, waarbij de relatie tussen de gemiddelde loopbaanlengte en innovatie werd onderzocht door het effect van beginners volledig te isoleren, een categorie die eerder in grootschalige gegevens werd overgeslagen.
Om deze bevindingen te bereiken, gebruikten de onderzoekers de uitgebreide dataset ‘SciSciNetV2’, waarmee ze in deze studie radicale veranderingen, gegevens over atypische samenstellingen en teamopstellingen verzameld hebben om de wereldwijde ‘beginnersmagie’ te onthullen.
Ryan verduidelijkt: “De studie verbetert eerdere resultaten (zoals dat grotere of niet-nieuwe teams minder radicale veranderingen teweegbrengen) door aan te tonen dat het introduceren van een hoog aantal beginners die obstakels kan opheffen en de samenwerking kan verfrissen.”
‘SciSciNetV2’ is een uitgebreide dataset die is ontworpen om onderzoek in het vakgebied van de science of science te ondersteunen en is een update van de ‘SciSciNet’-database, die gepubliceerde informatie over miljoenen wetenschappers bevat.
De studie toont aan dat wetenschappelijk creativiteit zelden uit het niets ontstaat; theorieën over wetenschappelijke en technologische verandering bevestigen dat ontdekking een cumulatief proces is waarbij eerdere kennis de toekomstige vooruitgang mogelijk maakt.
In dit cumulatieve proces stellen uitgebreide training en opbouwende ervaring onderzoekers in staat om, zoals Newton het zei, “op de schouders van reuzen” te staan. Volgens de studie weerspiegelt de betrokkenheid van beginnende onderzoekers een algemene eigenschap van hoe wetenschap vooruitgang boekt, en niet de specifieke kenmerken van bepaalde velden of slechts bepaalde historische periodes. De studie beschrijft deze wetenschappelijke bijdrage als de “magie van beginners”.







